Jacopo Porchini

De geschiedenis van het geslacht Porquin begint bij Jacopo (Jacques) Porchini, omstreeks 1470 geboren in Castellamonte, een plaatsje gelegen ten noord-oosten van Turijn in Lombardije-Piëmonte, Italië.
Hij vestigt zich in de nabij gelegen stad Chieri en is daar de rest van zijn leven gebleven. Omstreeks 1554 is hij overleden en begraven op, een van de belangrijkste begraafplaatsen van de stad Chieri in de Middeleeuwen, het kerkhof rond de kathedraal, recht tegenover de kapel van Sinte Basilike. Door latere aanbouw is niet meer met zekerheid uit te maken over welke kapel het gaat. Het graf is inmiddels volledig verdwenen.
Zijn vrouw Margarita Taman is geboren in Rivoli, een stad in de nabijheid van Chieri, gelegen ten westen van Turijn. Zij is in Chieri overleden en ligt buiten de stad begraven in een kerk die zou zijn toegewijd aan Onze Lieve Vrouw.
De drie zonen, Francesco, Bernardino en Luigi zijn, evenals vele andere Lombardische kooplieden, naar de Zuidelijke Nederlanden gegaan om daar hun geluk te vinden. Bernardino (Bernardijn) en Luigi (Lowys) hebben hun bestaan daar opgebouwd. Beiden hebben in de geldhandel een aanzienlijk fortuin weten te vergaren en zijn elk in hun eigen stad belangrijke notabelen geworden. De vierde zoon, Michele Porchini, is als militair naar Sicilië vertrokken en op jonge leeftijd, ongehuwd, in Palermo overleden.
Deze kennis is vooral te danken aan Lowys Porquin, de jongste zoon van Jacopo Porchini. Aan het eind van zijn leven heeft hij in zijn "Memorie Boeck", veel bijzonderheden over zijn familie vastgelegd voor zijn kinderen en nageslacht. De afwezigheid van gegevens over zijn familie wijst op een vrij bescheiden afkomst. Er is geen bewijs te vinden van banden met vooraanstaande families uit de streek. Uit een beschrijving, van de bisschop van Saluzzo, Francesco Agostino Della Chiesa, blijkt, dat in de zeventiende eeuw de familie "Porchini di Chieri" toch voorkomt op de lijst van edellieden van de stad Chieri. Mogelijk heeft de plaatselijke prins, de hertog van Savoye, het privilege bekrachtigd dat op 4 mei 1553 door Karel V aan de drie gebroeders Porquin, Franchois, Bernardijn en Lowys is verleend.