Een Pand voor het paradijs, leven en zelfbeeld van Lowys Porquin
Piëmontees zakenman in de zestiende-eeuwse Nederlanden.
Door Meriam Greilsammer. (192 bladzijden) Lanno 1989, ISBN 90 5240 006 7
RIJK ZIJN IN DE ZESTIENDE EEUW
(Bron: Roeland Dobbelaer, NRC, 6 oktober 1989)
Een vaak vergeten en zeker niet door Karl Marx geroemd kenmerk van een volgens kapitalistische principes georganiseerde samenleving is de mogelijkheid van klasse te veranderen.
Ook al ben je arm, er is altijd een kans, hoe klein die theoretisch gezien soms is, om er rijk te eindigen en toe te treden tot de klasse der bezitters.
'The American dream': van krantenjongen tot krantenmagnaat, van loopjongen tot president-directeur-generaal van een multinational, het is in het kapitalisme in principe allemaal mogelijk.
Het enige dat telt, is geld.
Afkomst, religie, geslacht of ras doen, als het goed is, niet ter zake.
In de middeleeuwen was dat nog heel anders.
Toen telde juist de afkomst, en niet het geld.
Afkomst bepaalde in grote mate het verloop van iemands leven, en het overstappen van de ene maatschappelijke klasse naar de andere was geen bekend verschijnsel.
De hoogste klasse was de adel en een edelman genoot dan ook veel meer aanzien dan een zakenman.
Geld had een volkomen andere status dan het nu heeft.
Edellieden beschouwden het als minderwaardig zich met geld in te laten en mensen die zich enkel met geld bezig hielden, waren verdacht.
Met de sterke groei van de steden en de opkomst van de handel in de late middeleeuwen begint dit te veranderen.
In deze vroeg-kapitalistische fase wordt de macht van de adel langzamerhand door de macht van het geld vervangen en maken rijke zakenlieden steeds meer de dienst uit.
De maatschappelijke waardering van de handel en het geld wordt steeds positiever.
Ook het verschijnsel van de nouveaux riches doet zijn intrede.
PORQUIN-ZAKEN
Porquin (1511-1573) is van Italiaanse afkomst en waarschijnlijk de zoon van een pottenbakker.
Hij vestigt zich rond 1530 in Nederland en met de steun van zijn familie maakt hij kapitaal als pandjesbaas en geldschieter.
In verscheidene steden, zoals Zierikzee en Middelburg, krijgt hij de hele 'leentafel' in handen.
Dat wil zoveel zeggen dat hij de enige geldschieter in die steden is.
Als hij in 1556 in Bergen op Zoom gaat wonen, is hij al zo rijk dat hij er het grootste huis van de stad koopt.
Porquin wordt ondanks zijn eenvoudige afkomst volkomen geaccepteerd.
Dat het kapitaal daarvoor de voornaamste reden is, behoeft geen twijfel.
Porquin vervult belangrijke maatschappelijke functies en is onder andere 'ghecommiteerde ons heeren des Conings (Filips II) totter taxatie vande hondersten penning'.
Porquin wordt zelfs door Karel de Vijfde verheven in de adelstand.
MEMOIRES
Lowys Porquin heeft zijn memoires geschreven en heeft het grondig aangepakt. Hij heeft twee heuse boeken geschreven; Een lieflick memorie boeck en de Uutersten wille. Het laatste, dat te beschouwen is als een soort van geestelijk testament, staat vol met raadgevingen en tips om een zo goed mogelijk leven te leiden.
Het is bestemd voor zijn kinderen.
Porquin beschrijft hoe je zaken moet doen, een vrouw moet kiezen en het beste je kinderen kunt opvoeden.
De Uutersten wille is tot ver in de achttiende eeuw gebruikt als opvoedingsboek.
Porquin is welgesteld, is intellectueel ontwikkeld en heeft zijn boeken doorspekt met talrijke verwijzingen naar de bijbel en de Griekse oudheid.
Om er echt een meesterwerk van te maken, heeft hij zijn boeken op rijm laten zetten door een dichter en ze officieel uitgegeven.
Met zijn boeken sloot Porquin aan bij de traditie van de ricordanze, een Italiaans gebruik van welgestelde zakenlieden die naast hun boekhouding ook een soort van familie-annalen bijhielden.
Maar Porquin heeft niet alleen willen aansluiten bij een traditie.
Als streng religieus man had hij ook nog een andere reden om zijn levensverhaal op papier te zetten.
Porquin was een geldschieter, een woekeraar.
Hij leefde van de rente die hij op leningen kreeg.
In de middeleeuwen werd woekeren beschouwd als een zonde en was dit door de kerk verboden.
In de zestiende eeuw was deze opvatting weliswaar al aan het veranderen (kapitalisme zonder rentevoet is ondenkbaar), maar nog steeds aanwezig.
Porquin is zich ervan bewust dat hij zijn kapitaal heeft opgebouwd dankzij een zondig bestaan.
In zijn boeken probeert hij in het reine te komen met God.
Hij vertelt zijn levensverhaal, biecht alles op en probeert aan te tonen dat hij er het beste van heeft gemaakt: dat hij eerlijk en godsvruchtig is geweest en dat hij zich heeft ingezet voor de gemeenschap.
Na een leven lang goed te hebben verdiend, probeert Porquin aan het einde van zijn leven ook zijn ziel veilig te stellen en al vast een pand voor het paradijs te claimen.
Het boek is naar behoren ingeleid en gedocumenteerd en geeft een gedetailleerd beeld van het koopmansleven in de zestiende eeuw.
Het leven van Porquin is spannend en succesrijk, zijn in oud-Nederlands op vers gezette levensverhaal 'den Uutersten Wille' (in 'Een pand voor het paradijs' niet opgenomen) is een juweeltje.